vrijdag 15 februari 2013
[m.; LAT.: accentus, ‘INTONATIE’ EN cirumflexus, ‘OMGEBOGEN’]
Het accent circonflexe is een volledig overbodig accent. Zijn nutteloosheid is voor taalpuristen dan ook zijn schoonheid en tevens zijn enige raison d’être. Het is oorspronkelijk een Grieks accent dat in 1740 door de Académie française werd ingevoerd. Het is de samentrekking van het accent aigue (‘) en het accent grave (ʽ). In het Frans kunnen klinkers een accent circonflexe krijgen, maar het komt ook in andere talen voor, zoals in het Turks, het Roemeens, het Portugees en het Vietnamees.
Vaak geeft het accent aan dat er een letter in het woord vervallen is, meestal een s. Zo veranderde maistre (van magister, lat.) in maȋtre en chasteau [van castellum, lat.] in chȃteau. Het accent circonflexe verandert zelden iets aan de uitspraak van een woord, maar als knipoog kunnen woorden die ooit een s hadden, maar nu een accent circonflexe, nog steeds worden uitgesproken met de onzichtbare s. In andere gevallen geeft het een a of een e aan die verdwenen is (seur->sȗr).
Het ‘hoedje’ of ‘dakje’ was ooit verantwoordelijk voor de helft van de schrijffouten en heeft bij vele middelbare schoolleerlingen een vroegtijdig einde aan hun opleiding gemaakt. Sinds de spellinghervorming van 1991 is het gebruik van het accent circonflexe ingeperkt. Het accent dreigde zelfs even te verdwijnen en voor- en tegenstanders rolden vechtend over de marmeren vloer van de Académie Française. Uiteindelijk hakte president François Mitterand de knoop door. Het accent circonflexe hoeft sindsdien niet meer gebruikt te worden op een i of een u en evenmin op nieuwe of leenwoorden. Alleen op bepaalde werkwoorden en bepaalde vervoegingen (voor de liefhebbers: passé simple en de 3e persoon enkelvoud van de subjonctif imparfait) komt nu nog een accent circonflexe.